- een
- een1{{/term}}〈de〉1 one♦voorbeelden:1 〈dobbelspel〉 dubbele een • two ones————————een2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 one♦voorbeelden:1 van een grootte • (of) the same sizezich een (ge)voelen met de natuur • be at one with natureeen maken • uniteeen worden • become oneeen met • one with————————een3{{/term}}〈onbepaald voornaamwoord〉1 one♦voorbeelden:1 hij gaf hem er een op de neus • he gave him one on the noseer een laten vliegen • farter een pakken/nemen/drinken • have a drinkgeef me er nog een • give me another (one)/one moreje bent me er (ook) een! • you are a nice one!als er een is die het kan, dan is hij het • if anyone can do it, he can————————een4{{/term}}I 〈hoofdtelwoord; met klemtoon〉1 one♦voorbeelden:1 het een en ander • this and thatde/het een of ander • someone/something or otherik zal een en ander nog opzoeken • I'll check these things(noch) het een noch het ander • neither one thing nor the othervan de een naar de ander kijken • look from one to the othervan het een komt het ander • one thing leads to anotherde een zegt dit, de andere dat • some (people) say one thing, some anotherop één dag • in one day; on the same dayop (de) een (of andere) dag • some/one dayeen dezer dagen • one of these dayseen keer is voldoende • once is enoughelke stem is er een • every vote countselke cent is er een • a penny saved is a penny earnedelke cent is er een voor hem • he has to count his pennieseen en dezelfde • one and the sameniet een, geen een • not one, no onede weg is een en al modder • the road is nothing but mudzij is een en al oor/oog/glimlach • she is all ears/eyes/smileszij was een en al gastvrijheid • she was hospitality itselfhij was een en al zenuwen • he was a bundle of nerveshet is bij enen • it's almost one (o'clock)de op een na laatste, op een na de laatste • the last but onede op een na beste, op een na de beste • the second bestallen op een na • all except onehonderd tegen een • a hundred to oneeen van tweeën • one of two thingseen van beide(n) • one of themeen voor allen, allen voor een • all for one and one for alleen voor een • one by one, one at a time(je moet kiezen) het een of het ander • you can't have it both waysals één man • as one manop de een of andere wijze • one way or anothereen of ander meisje • some girl or otherII 〈rangtelwoord; met klemtoon〉1 one ⇒ first♦voorbeelden:1 een april • April Fools' DayIII 〈lidwoord; zonder klemtoon〉1 [onbepaald] a; 〈voor klinker〉 an2 [categoriaal] a3 [ongeveer] a, some4 [in uitroepen] a, some♦voorbeelden:1 op een (goeie) dag • one (fine) dayneem een Tedje van Es • take someone like a Tedje van Es2 een walvis heeft longen • a whale has lungs3 over een dag of wat • in a few dayseen duizend gulden • some thousand guilders4 een mensen dat er waren! • what a lot of people there were!wat een mooie bloemen! • what beautiful flowers!wat een mensen! • what a crowd!wat een idee! • what an idea!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.